
factoor, faktoor, - Voorbeeld: ‘
Voor de mensen was de vrucht (= vlas) nu zogoed als gewonnen. Meteen begon 't beweeg en de roering; overal kwamen er vreemdelingen die 't land afketsten - vlaskutsers, leienaars, koopmans en aanbrengers’.
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0004.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.