
inhaken werkw. Uitspraak: [ 'ɪnhakə(n) ] Afbreekpatroon: in·ha·ken Vervoegingen: haakte in (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft ingehaakt (volt.deelw.)
degene die naast je zit een arm geven Voorbeeld: 'gezellig allemaal inhaken en meedeinen op de muziek' Spreekwoorden en zegswijzen • ergens op
inhaken (...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/inhaken

1) In de arm nemen 2) Telefoon neerleggen 3) Ingaan op iets 4) Aansluiten bij 5) Aanknopen bij 6) Aanknopen 7) Nader ingaan op iets
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Inhaken/1

'Inhaken' is de arm door de gebogen arm van iemand anders steken, om deze op die manier vast te houden. Inhaken wordt gedaan op feestjes, als er gezellige muziek is waarbij men 'niet stil kan zitten' en er weinig ruimte is om te dansen.
Gevonden op
https://nl.wikipedia.org/wiki/Inhaken
Geen exacte overeenkomst gevonden.