accelereren werkw. Uitspraak: [ ɑksələ'rerə(n) ] Afbreekpatroon: ac·ce·le·re·ren Vervoegingen: accelereerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geaccelereerd (volt.deelw.) steeds sneller gaan Voorbeelden: 'Mijn auto accelereert slecht.' , 'Na een slap kwartaal accelereert de export.' Synoniem: versnellen Synoniemen: bespoedigen ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/accelereren