1.achteruit, rugwaarts. Voorbeeld: ‘Omdat hij moe werd gebogen te staan, rechtte hij zijn rug, ging een stap achterwaarts om zijn werk op gepaste afstand te bekijken’ 2.achteraan. (bij een tijdsbepaling) (WNT) (DB) Voorbeeld: ‘Achterwaarts 's jaars beleefden we op de plaats te Heule een glorieuze dag’ = in het najaar, omstree... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0004.php