afdanken werkw. Uitspraak: [ ˈɑvdɑŋkə(n) ] Afbreekpatroon: af·dan·ken Vervoegingen: dankte af (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft afgedankt (volt.deelw.) niet meer willen gebruiken Voorbeelden: 'een versleten jas afdanken' , 'ouder personeel afdanken' Synoniem: wegdoen Synoniemen: afschaffen afvloeien ecarteren ontslaan opruimen ...
1) Afleggen 2) Afschaffen 3) Afstoten 4) Afvloeien 5) Afwijzen 6) Buiten gebruik stellen 7) Casseren 8) De bons geven 9) Ecarteren 10) Niet bewaren 11) Niet meer gebruiken 12) Ontslaan 13) Opdoeken 14) Opruimen 15) Opzeggen 16) Reformeren 17) Wegdoen 18) Weggooien 19) Wegsturen 1) Afschaffen 2) Afstoten 3) Afvloeien 4) Afwijzen 5) Casseren 6) Ecarteren 7) Ontslaan 8) Opruimen 9) Opzeggen 10) Stal 11) Uitrangeren 12) Wegdoen 13) Weggooien 14) Wegsturen 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Afdanken``] geworven soldaten, na verloop van hunne aangegane verbindtenis of bij het einde van eenen oorlog ontslaan. Het woord A. is niet gebruikelijk voor het ontslag van miliciens
uit de dienst ontslaan; buiten gebruik stellen (toon de herkomst via de etymologiebank)
het wegdoen omdat je het niet meer wilt gebruiken vb: heb jij deze mooie jas afgedankt!
• [ov] wegdoen vanwege gebrek aan nut.
afwijzen, uit de dienst ontslaan