
afhaken werkw. Uitspraak: [ ˈɑfhakə(n) ] Afbreekpatroon: af·ha·ken Vervoegingen: haakte af (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft, is afgehaakt (volt.deelw.)
ophouden met meedoen Voorbeelden: 'afhaken bij de besprekingen' , 'door een blessure moeten afhaken in de wedstrijd' Synoniemen: afkoppeling afvallen afzeggen afzien van eindige...
Gevonden op
https://woorden.org/woord/afhaken

1) Afzeggen 2) Nokken 3) Eindigen 4) Niet langer meedoen 5) Uitscheiden 6) Eruitstappen 7) Afkoppeling 8) Afvallen 9) Loshaken 10) Niet meer meedoen 11) Stoppen 12) Staken 13) Kappen 14) Zijn werkzaamheden beëindigen 15) Ontkoppeling 16) Ophouden mee te doen 17) Ophouden 18) Opgeven
Gevonden op
https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Afhaken/1
Geen exacte overeenkomst gevonden.