
aflezen werkw. Uitspraak: [ 'ɑflezə(n) ] Afbreekpatroon: af·le·zen Vervoegingen: las af (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft afgelezen (volt.deelw.)
1) (iets) vaststellen door te kijken naar (een voorwerp) Voorbeeld: 'je gewicht aflezen op een weegschaal'
2) (een meetapparaat) bekijken voor de stand van zaken...
Gevonden op
https://woorden.org/woord/aflezen

1) Oplezen 2) Bekendmaken 3) Afkondigen 4) Afroepen 5) Afzien 6) Waarnemen 7) Uitlezen
Gevonden op
https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Aflezen/1

1.lezen, voorlezen Voorbeeld: ‘
Daarna moesten zij hun les opzegen; en dat ging zo stil, zo ingetogen, zo vlottend weg, lijk aflezen uit een open boek’ 2.duidelijk zeggen, de les spellen Voorbeeld: ‘
't Gedrag van zijn zuster en van Elvire de laatste dagen had hem verstoord. Met de eerste gelegenheid zou hij 't Irma aflezen’
Gevonden op
https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0004.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.