afpoeieren werkw. Uitspraak: [ 'ɑfpujərə(n) ] Afbreekpatroon: af·poei·e·ren Vervoegingen: poeierde af (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft afgepoeierd (volt.deelw.) zorgen dat iemand die je vervelend vindt van je weggaat Voorbeeld: 'Als journalist laat je je toch niet afpoeieren.' 2 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/afpoeieren
Spreekwoorden: (1914) Iemand afpoeieren, d.w.z. iemand afschepen, door hem onheusch te bejegenen; ook: maken dat hij aflaat, door zich met een zoet lijntje van hem af te maken; Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10778