afspringen werkw. Uitspraak: [ 'ɑfsprɪŋə(n) ] Afbreekpatroon: af·sprin·gen Vervoegingen: sprong af (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is afgesprongen (volt.deelw.)
1) springend (van iets) afgaan Voorbeelden: 'van een berg afspringen' , 'bij een steiger van de boot afspringen'
2) niet meer doorgaan Voorbeelden: '...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/afspringen
1) Afketsen 2) Afschampen 3) Afspatten 4) Afstuiten 5) Afvliegen 6) Eindigen 7) Ketsen 8) Losspringen 9) Opspringen 10) Springen 11) Wegspringen
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Afspringen/1
1) Afketsen 2) Afspatten 3) Afvliegen 4) Ketsen 5) Loslaten 6) Niet doorgaan 7) Opspringen 8) Plots eindigen 9) Springen 10) Van de hand gewezen worden
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Afspringen/1
Uit `De lagere vaktalen: De vogelvangerstaal` 1914 de muit is afgesprongen, het slag is afgesprongen: d.i. het slag is neergevallen.
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10742
Geen exacte overeenkomst gevonden.
