springen werkw. Uitspraak: [ ˈsprɪŋə(n) ] Afbreekpatroon: sprin·gen Vervoegingen: sprong (verl.tijd ) 1) je met je benen tegelijk omhoog bewegen Voorbeeld: 'over een hek springen' 2) plotseling in genoemde toestand komen Voorbeeld: 'Het stoplicht springt op rood.' in het oog springen (opvallen) eruit springen (... Gevonden op https://woorden.org/woord/springen
1.zich door een afzet van de voeten met kracht in de hoogte verheffen Voorbeeld: ‘Hij sprong al over de stoelen naar buiten’ 2.doen springen Voorbeeld: ‘Een houtwigge heeft springende kracht’ (Grauwe Ruiter 53) 3.zie ook: BANEN Gevonden op https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0021.php
met je voeten afzetten en zo omhoog gaan vb: de hond springt over het hek op de fiets springen [er haastig op stappen] Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/
•na zich tegen de zwaartekracht afgezet te hebben een korte vrije val door de lucht maken. •traanvocht veroorzaken. •plotseling breken of uit elkaar barsten. Gevonden op https://nl.wiktionary.org/wiki/springen