
1.gedurig, steeds, al meer, altijd (WNT) Voorbeeld: ‘
De jongens werden alsaan stouter’ 2.toch, ten minste (WNT) Voorbeeld: ‘
Ze (= de kinderen) komen dan ook meestal te laat aan voor de avondkost en moeten zonder eten naar bed, met de troost alsan morgen weer op ribadei te gaan ravotten’
Gevonden op
https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0004.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.