de autobus zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈɑutobʏs, 'otobʏs ] Afbreekpatroon: au·to·bus Verbuigingen: autobussen (meerv.) motorvoertuig voor veel mensen Synoniem: bus Synoniemen: bus touringcar 
1) Mechanisch voortgedreven voertuig 2) Openbaar vervoer 3) Vervoermiddel 4) Openbaar vervoermiddel 5) Personenvervoer 6) Voertuig 7) Omnibus 8) Transportmiddel 9) Touringcar 10) Communicatiemiddel 11) Verkeersmiddel 12) Wegvoertuig 13) Autocar 14) Auto 15) Motorvoertuig 
groot vierwielig motorvoertuig voor personenvervoer dat is voorzien van vele rijen achter elkaar geplaatste zitplaatsen, en dat wordt ingezet voor openbaar vervoer, gezelschapsreizen, vervoer van personeel enz. Zowel in niet-referentieel gebruik (per autobus reizen, de autobus nemen) als in referentieel gebruik (de autobus komt aanrijden). verbindi...
Motorvoertuig ingericht voor het vervoer van negen of meer passagiers (excl. de bestuurder).
Bus die is ingericht voor openbaar vervoer, in tegenstelling tot een touringcar
Een 'autobus' is een motorvoertuig dat geschikt is voor het vervoer van personen. Voor de komst van de autobus werd openbaar vervoer uitgevoerd met een 'omnibus', die door paarden getrokken werd.
•een groot voertuig voor het vervoeren van een groot aantal passagiers.
motorvoertuig, ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen