de autocoureur zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'ɑutokurɵ:r, 'otokurɵ:r ] Afbreekpatroon: au·to·cou·reur Verbuigingen: autocoureurs (meerv.) iemand die meedoet met autoracessport Voorbeeld: 'De autocoureur vloog uit de bocht en overleed ter plekke.' 1 definitie... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/autocoureur