berusten werkw. Uitspraak: [ bə'rʏstə(n) ] Afbreekpatroon: be·rus·ten Vervoegingen: berustte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft berust (volt.deelw.) ergens veilig en zeker opgeborgen zijn Voorbeelden: 'De oude reisverslagen berusten in het archief.' , 'De rechten op de tekst berusten bij de uitgever.' iets laten berusten (er niet...
1) Neerleggen 2) Resigneren 3) Stilzwijgen 4) Gebaseerd zijn 5) Zich schikken 6) Zich neerleggen 7) Zich schikken in 8) Onderwerpen 9) Zich erin schikken 10) Vrede hebben 11) Baseren 12) Steunen op 13) Vrede hebben met 14) Aanvaarden 15) Schikken 16) Acquiesceren 
• [inerg] zonder verzet aanvaarden.
steunen; laten blijven; zich schikken in
burgerlijk procesrecht: zich neerleggen bij een rechterlijke uitspraak. Niet in hoger beroep of cassatie gaan. Bijv. de partij ...
goedvinden dat het zo is vb: hij berust erin dat hij de opleiding niet kan halen Synoniem: aanvaarden