bedaren werkw. Uitspraak: [ bəˈdarə(n) ] Afbreekpatroon: be·da·ren Vervoegingen: bedaarde (verl.tijd enkelv.) 1) kalm en rustig laten worden Vervoegingen: heeft bedaard (volt.deelw.) Voorbeeld: 'de storm bedaarde' 2) kalm en rustig worden Vervoegingen: is bedaard (volt.deelw.) Voorbeelden: 'iemand tot bedaren br...
1) Afkoelen 2) Afnemen 3) Afslechten 4) Bedwingen 5) Beheersen 6) Bekoelen 7) Beteugelen 8) Betijen 9) Bevredigen 10) Gaan liggen 11) Geruststellen 12) Intomen 13) Kalm worden 14) Kalmeren 15) Koelen 16) Luwen 17) Matigen 18) Radouceren 19) Stil worden 20) Stillen 21) Stiller worden 22) Sussen 23) Temperen 1) Afnemen 2) Bedwingen 3) Beheersen 4) Beteugelen 5) Betijen 6) Bevredigen 7) Geruststellen 8) Intomen 9) Kalmeren 10) Luwen 11) Matigen 12) Ontspannen 13) Stelpen 14) Stillen 15) Sussen 16) Temperen 17) Troosten 18) Verademen 19) Verstommen 
tot rust laten komen (toon de herkomst via de etymologiebank)
rustig worden vb: de huilende baby bedaarde gelukkig snel Synoniem: kalmeren
•tot rust komen. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
(zich) kalmeren
(zich) kalmeren