bekijken werkw. Uitspraak: [ bəˈkɛikə(n) ] Afbreekpatroon: be·kij·ken Vervoegingen: bekeek (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft bekeken (volt.deelw.) 1) goed kijken naar Voorbeelden: 'een muziekclip op internet bekijken' , 'de situatie bekijken' Ik heb het hier wel bekeken. (Ik heb er genoeg van; ik ben niet langer geïnter...
1) Aangluren 2) Aankijken 3) Aanschouwen 4) Aanstaren 5) Aanzien 6) Afzien 7) Beloeren 8) Beoordelen 9) Beschouwen 10) Bewonderen 11) Bezichtigen 12) Bezien 13) Gadeslaan 14) Gewaarworden 15) Horen 16) Inspecteren 17) Kijken 18) Kijken naar 19) Merken 20) Monsteren 21) Observeren 22) Onderscheiden 23) Ontwaren 1) Aankijken 2) Aanschouwen 3) Aanzien 4) Beloeren 5) Beoordelen 6) Beschouwen 7) Bewonderen 8) Bezichtigen 9) Bezien 10) Bezoeken 11) Gadeslaan 12) Gewaarworden 13) Horen 14) Inspecteren 15) Inzien 16) Kijken 17) Lezen 18) Lorgneren 19) Merken 20) Monsteren 21) Observeren 22) Onderscheiden 23) Onderzoeken 
heel goed naar iets of iemand kijken vb: ik bekeek de auto van alle kanten Synoniem: beschouwen
•ergens naar kijken.
iemand of iets beschouwen
in de uitdr.: Voorbeeld: ‘zijn bekijken hebben in’: vreugde, genoegen hebben in het aandachtig bezien van iets - Voorbeeld: ‘De ambachten van de plaatse hadden er hun bekijken in en ze wachtten en spiedden de doening van de werkman af’