beslaan werkw. Uitspraak: [ bəˈslan ] Afbreekpatroon: be·slaan Vervoegingen: besloeg (verl.tijd enkelv.) 1) (ruimte) innemen Vervoegingen: heeft beslagen (volt.deelw.) Voorbeeld: 'Het oppervlak beslaat zeker twee voetbalvelden.' Synoniemen: : in beslag nemen, bestrijken 2) ijzers onder hoeven slaan Vervoegingen: h...
1) Aandampen 2) Aanslaan 3) Bedekken 4) Bedomen 5) Bekleden 6) Bestrijken 7) Bevatten 8) Bewasemen 9) Brouwersterm 10) Hoefijzers aanbrengen 11) Hoefijzers aandoen 12) IJzers onder de hoeven brengen 13) Innemen 14) Kanten 15) Ruimte innemen 16) Schimmelen 17) Strekken 18) Van hoefijzers voorzien 1) Aandampen 2) Aanslaan 3) Bedekken 4) Bekleden 5) Innemen 6) Kanten 7) Tengelen 8) Vervullen 9) IJzeren 
ijzers onder hoeven aanbrengen
bezetten.
Beslaan is het maken van een beslag; een maische maken door aan het beslagwater mout en ongemouten toe te voegen. Na het beslaan gaat men verder met het maischen (zie aldaar voor meer informatie).
bedekken; ruimte innemen (toon de herkomst via de etymologiebank)
ondoorzichtig worden vb: de glazen van mijn bril zijn beslagen
bekleden, bedekken met iets; een paard voorzien van hoefijzers
een paard voorzien van hoefijzers
1> weinig gebruikte term voor opdoeken. Zie in dit verband ook beslagband. Andere bronnen stellen echter dat beslaan synoniem is met aanslaan. Zie daarvoor beslaglijn. 2> beslag, in het bijzonder mastbanden e.d., aanbrengen. BESLAGEN STEEN: ankersteen (voor een visnet) waaraan een metalen bevestigingspunt gemaakt is. Ook als 'beslagenste...
Uit `De lagere vaktalen: De steenbakkerstaal` 1914 de aarde malsch maken.
Uit `De lagere vaktalen: Taal der bouwbedrijven` 1914 de kalk met water beslaan: aan-mengen.
Uit `De lagere vaktalen: Timmermanstaal` 1914 haaksch maken.
Door slaande beweging (met platte houten lepel) deeg glad maken