voegzaam, gepast, passend
betamelijk bijv.naamw. Uitspraak: [ bə'tamələk ] Afbreekpatroon: be·ta·me·lijk zoals het hoort Voorbeelden: 'Hoe moet je betamelijk zoenen: twee of drie keer?' , 'Wie bepaalt wat betamelijk is?' , 'ervoor zorgen dat iets betamelijk blijft' Antoniem: onbetamelijk Synoniemen: : netjes, behoorlijk Synoniemen: behoorlijk decent eerbaar fa...
1) Behoorlijk 2) Billijk 3) Decent 4) Eerbaar 5) Eerlijk 6) Fatsoen 7) Fatsoenlijk 8) Gepast 9) Gevoeglijk 10) Goed 11) Goedschiks 12) In vrij grote mate 13) Juist 14) Keurig 15) Kies 16) Naar behoren 17) Netjes 18) Oorbaar 19) Passelijk 20) Passend 21) Recht 22) Redelijk 23) Verschuldigd 24) Voeglijk 1) Behoorlijk 2) Convenabel 3) Decent 4) Eerbaar 5) Eerlijk 6) Eerzaam 7) Fatsoenlijk 8) Gepast 9) Geschikt 10) Keurig 11) Net 12) Netjes 13) Oirbaar 14) Oorbaar 15) Passelijk 16) Passend 17) Rechtgeaard 18) Voeglijk 19) Voegzaam 20) Welgevoeglijk 21) Welvoeglijk 22) Zedelijk 23) Zedig 
gepast (toon de herkomst via de etymologiebank)
•fatsoenlijk.
gepast
gepast