beteren werkw. Uitspraak: [ 'betərə(n) ] Afbreekpatroon: be·te·ren Vervoegingen: beterde (volt.deelw.) Vervoegingen: heeft, is gebeterd (volt.deelw.) beter worden, ten goede veranderen Voorbeelden: 'het weer begon te beteren' , 'de misdadiger heeft zich gebeterd' , 'je leven beteren' aan de beterende hand zijn ((van iemand die ziek is) ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/beteren