I convalescent bijv.naamw. Afbreekpatroon: con·va·les·cent Verbuigingen: convalescenter Verbuigingen: convalescentst herstellend II de convalescent zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: con·va·les·cent Verbuigingen: convalescenten (meerv.) zieke die herstellende is . 3 definities...
1) Aan de beterende hand 2) Beterend 3) Herstellende 1) Beterend 2) Herstellend 
Let op: Spelling van 1858 hij, die van eene ziekte herstelt, een beterende, herstellende, genezende. Convalescence, genezing, herstelling. Convalesceren, beter worden, genezen, herstellen
herstellend (toon de herkomst via de etymologiebank)
herstellend