1.(van zweet, tranen,...) parelen, afdruppelen (WNT) Voorbeeld: ‘De hemel bleef grauw en 't zijpelden fijne stofdruppels die overal in- en doordrongen en bleven biggelen lijk opgesnoerde perels aan de blaren van de beukenhaag’ Voorbeeld: ‘De blaren hingen vol glinsterdruppels die biggelden op het blinkend groen’ Voorbeeld: â€... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0005.php