
bonkige, knoestige (hoofd)tak van een boom - Voorbeeld: ‘
De jubelende Pasen, de opening van 't nieuw, levende, milde jaar, de winterdooi, met zoelte en volle zon, met vogelzang en bottende, teder groen, vol schitterkleur en bloemen-zotternije, tot zelfs op de oude verknuiste bonkspillen, 't bol rond van de gedaagde perelaar’ (Langs Wege...
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0005.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.