de boomgaard zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈbomxart ] Afbreekpatroon: boom·gaard Verbuigingen: boomgaarden (meerv.) stuk grond met fruitbomen Voorbeeld: 'appelboomgaard' Spreekwoorden en zegswijzen • Wie in een boomgaard werkt mag er uit eten / van de druiven eten. (=Voordeel halen uit je werk.) Naar de sp...
1) Stuk grond met vruchtbomen 2) Tuin met fruitbomen 3) Stel vruchtbomen 4) Boomtuin 5) Boogaard 6) Bongerd 7) Bogaard 8) Landbouwlocatie 9) Kweekterrein 10) Hof 11) Deel van een boerderij 12) Fruitkwekerij 13) Weide met vruchtbomen 14) Fruittuin 15) Tuin 
Terrein met hoogstammige fruitbomen.
grond met vruchtbomen
fruittuin (toon de herkomst via de etymologiebank)
tuin of weiland met fruitbomen vb: we hebben appels geraapt in de boomgaard
Een 'boomgaard', ook 'bongerd', 'bogaard' en 'bommel' genoemd, is een met bomen beplant stuk grond waar vruchten of noten geteeld worden. Wanneer boomgaarden in bloei staan in het vroege voorjaar, biedt dit een bijzondere aanblik.
Een boomgaard is een plek waar fruitbomen bij elkaar staan. [basiswoordenlijst groep 5]