borgen werkw. Uitspraak: [ 'bɔrxə(n) ] Afbreekpatroon: bor·gen Vervoegingen: borgde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geborgd (volt.deelw.) 1) maatregelen treffen zodat iets zeker in orde is en in orde blijft Voorbeeld: 'borgen voor kwaliteit in het onderwijs' Synoniem: garanderen 2) (een verbinding) zo vastzett...
1) Afgrendelen 2) Afsluiten 3) Beren 4) Beveiligen 5) Beveiligen tegen losgaan 6) Beveiligen tegen losmaken 7) Beveiligen tegen losraken 8) Crediteren 9) Dichtdoen 10) Dichtmaken 11) Grendelen 12) Klissen 13) Lenen 14) Locken 15) Op krediet leveren 16) Poffen 17) Responderen 18) Sluiten 19) Vergrendelen 
uitstel verlenen.
losgaan beletten, waarborgen (toon de herkomst via de etymologiebank)
voorschieten, op krediet geven
`Jeukwoord.` Synoniem: beschermen, vast leggen
`Borgen` is de Groninger naam voor kastelen of landhuizen. De borgen in Noord-Groningen zijn beroemd om hun stinsenflora, op z`n Gronings `börgenbloumkes` genoemd. Behandeld worden de Menkemaborg, de Rensumaborg, Verhildersum, de Allersmaborg en Ekenstein.