het ruige, korstachtige, kurkachtig gedeelte der boomschors - Voorbeeld: ‘Waar hij die dingen tussen zijn tandekweern uitgromde, bleef het vel van zijn wezen gelijk aan de bork van een boom’ Gevonden op https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0005.php