kruimelen, in stukjes breken of vallen - Voorbeeld: ‘Hij wilde nu alles zien beven en daveren, brijzelen en slaan wat hem in de handen viel’ (Langs Wegen 146) - Voorbeeld: ‘De wilde winden brijzelen al wat niet buigen kan’ - Voorbeeld: ‘Lina reikte de koffiemolen van onder de schouwmantel en zette zich aan 't malen. Het ... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0005.php