I broeien werkw. Afbreekpatroon: 'broe - ien Vervoegingen: broeide (verl.tijd ) Vervoegingen: h. gebroeid (volt.deelw.) 1) gewassen vroeger doen bloeien in een broeikas algemeen 2) graan laten gisten in een broeikuip (bierbrouwerij) 3) kinderen of dieren te warm instoppen Synoniem: koester...
1) Benauwd heet zijn 2) Broeden 3) Dreigen 4) Drukkend heet zijn 5) Germinatie 6) Germineren 7) Gisten 8) Heet worden 9) Heet worden door gisting 10) In het geheim gaande zijn 11) Muiken 12) Smeulen 13) Warm laten worden 14) Warm maken 15) Warmhouden 16) Warmte ontwikkelen 17) Warmteontwikkeling 18) Zengen 1) Dreigen 2) Gisten 3) Muiken 4) Smeulen 5) Smoren 
heet worden (toon de herkomst via de etymologiebank)
Gewassen (kasteelten) door warmte sneller laten groeien. (Zie ook bij broeivoor!) 
heet worden
heet worden
bij het tanen de taan de tijd geven in de vezels te trekken. [Links: Diverse termen inzake het vistuig .] Genoemd in: Dr. Th. H. van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland.
Pas geplukt gevogelte overgieten met kokend water