de bruidegom zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈbrœydəxɔm ] Afbreekpatroon: brui·de·gom Verbuigingen: bruidegoms (meerv.) man op zijn trouwdag Antoniem: bruid Synoniemen: bruid (antoniem) Intensiveringen Hoe kun je met bruidegom een ander begrip versterken? verheugd als een bruidegom ; Gevonden op https://woorden.org/woord/bruidegom
man op de dag van zijn huwelijk en in de periode dat hij in ondertrouw is; man op de dag van zijn bruiloft; man op de dag dat hij trouwt; man op zijn huwelijksdag man van een echtpaar op een gedenkdag van hun huwelijk; man van een echtpaar op hun trouwdag aanstaande echtgenoot; man met wie iemand gaat trouwen Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/bruidegom
'Bruidegom' is de benaming voor een man op de dag dat hij trouwt. Een bruidegom gaat op de dag van zijn huwelijk meestal gekleed in een speciaal 'trouwpak' of 'trouwkostuum'. Gevonden op https://nl.wikipedia.org/wiki/Bruidegom