budgetteren
budgetteren werkw. Uitspraak: [ bʏdʒɛ'terə(n) ] Afbreekpatroon: bud·get·te·ren Vervoegingen: budgetteerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gebudgetteerd (volt.deelw.) (bedragen) in een begroting opnemen Voorbeeld: 'kosten en uitgaven van je gezin budgetteren' 7 definities...
1) Begroten 2) Beramen 3) Opmaken van een begroting 1) Begroten 2) Berekenen 3) Vaststellen 
Het overzichtelijk opstellen van een compleet van maandelijkse in- en uitgaven in de oude en nieuwe situatie.
Budgetteren is het overzichtelijk opstellen van een compleet van maandelijkse in- en uitgaven in de oude en nieuwe situatie. 
Het plannen, coördineren en toewijzen van financiële middelen en uitgaven.
(1) Het toekennen van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan de hand van in de vorm van budgetten uitgedrukte opdrachten. (2) Het periodiek door te voeren proces dat leidt tot vaststelling van operationele doelen voor een bepaalde periode op grond waarvan toedeling van middelen en bevoegdheden plaatsvindt.