buffelen werkw. Uitspraak: [ 'bʏfələ(n) ] Afbreekpatroon: buf·fe·len Vervoegingen: buffelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gebuffeld (volt.deelw.) 1) lang en hard werken Voorbeeld: 'We moesten hard buffelen voor weinig geld.' 2) veel en gulzig eten Voorbeeld: 'De wandelaars zaten flink te buffelen.' Syn... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/buffelen
1) hard en gestaag werken 2) veel en gulzig eten 3) zich plomp voortbewegen door iets heen, met schade tot gevolg 4) hard en onbehouwen trappen of koppen Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/buffelen