buffelen werkw. Uitspraak: [ 'bʏfələ(n) ] Afbreekpatroon: buf·fe·len Vervoegingen: buffelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gebuffeld (volt.deelw.) 1) lang en hard werken Voorbeeld: 'We moesten hard buffelen voor weinig geld.' 2) veel en gulzig eten Voorbeeld: 'De wandelaars zaten flink te buffelen.' Zi... Gevonden op https://woorden.org/woord/buffelen
hard en gestaag werken veel en gulzig eten zich plomp voortbewegen door iets heen, met schade tot gevolg hard en onbehouwen trappen of koppen Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/buffelen