de buffel zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'bʏfəl ] Afbreekpatroon: buf·fel Verbuigingen: buffels (meerv.) groot rund uit Azië of Afrika Voorbeelden: 'een kudde buffels' , 'witte buffel' , 'buffelmelk' , 'Mozarella werd oorspronkelijk gemaakt van de melk van buffels.' Synoniemen: karbouw 
1) Plomp dier 2) Hoefdier 3) Wisent 4) Dier 5) Evenhoevige 6) Zoogdier 7) Trekdier 8) Bultos 9) Veelhoevig zoogdier 10) Nuttig dier 11) Karbouw 12) Groot rund 13) Yack 14) Water 15) Plomp gebouwd rund 16) Rund 17) Holhoornig dier 18) Lomperd 19) Viervoeter 20) Evenhoevig zoogdier 21) Jak 22) Bizon 23) Dikke jas 
zoogdier dat behoort tot de runderen en dat in verschillende variëteiten voorkomt in Zuidelijk Afrika en in Azië, hetzij in het wild, hetzij gedomesticeerd De bekendste soorten zijn de waterbuffel of karbouw die voorkomt in tropisch Azië en die onder andere wordt gebruikt als trekdier, en de kafferbuffel die in het wild leeft in Zuidelijk Afrika...
herkauwer
Let op: Spelling van 1914 sur. Zie TAPIRUS.
rundersoort van het geslacht Bubalus Azi? of Syncerus Afrika (toon de herkomst via de etymologiebank)
runddier met grote horens vb: op de steppe liep een grote kudde buffels
herkauwer
[Let op: mogelijk oud Nederlands van 1400-1800] beul, scherprechter, wambuis
Vooral in tropische en subtropische moerasgebieden voorkomend rund met grote, zware hoorns