het buideldier zelfst.naamw. Afbreekpatroon: bui·del·dier Verbuigingen: buideldieren (meerv.) Verbuigingen: buideldiertje (verkleinwoord) zoogdiersoort waarvan de wijfjes een buidel hebben, waarin hun vroeggeboren jongen verder in opgroeien . 5 definities...
1) Aeneasrat 2) Beerkoeskoes 3) Breedkopwombat 4) Buidelbeer 5) Buideldas 6) Buidelduivel 7) Buideleekhoorn 8) Buideleikelmuis 9) Buidelhaas 10) Buidelkonijn 11) Buidelleeuw 12) Buidelmarter 13) Buidelmiereneter 14) Buidelmol 15) Buidelmuis 16) Buidelrat 17) Buidelslaapmuis 18) Buidelspitsmuis 19) Buidelspringmuis 1) Beest dat zijn jongen in een zak draagt 2) Dier met een draagzak voor zijn jongen 3) Kangoeroe 4) Kenmerkend Australisch zoogdier 5) Zoogdier 6) Zoogdiersoort 7) Zoogdier met een buidel 
zoogdier dat het jong in een buidel draagt (toon de herkomst via de etymologiebank)
zoogdier waarvan de jongen zeer vroeg worden geboren en verder door de moeder gedragen worden in een huidplooi op de buik, vaak een buidel, waarin de tepels liggen
• [dierkunde] zoogdiersoort waarvan de wijfjes een buidel hebben, waarin hun vroeggeboren jongen verder in opgroeien.
zoogdier dat het jong in een buidel draagt
zoogdieren (meestal) zonder placenta, vrouwtjes bezitten vaak een buidel waarin het jong wordt gezoogd en zich verder ontwikkelt. Voorbeelden: kangoeroe en koala.