MBO Diensten - Begrippenlijst Natuur en Techniek

Deze woordenlijst kan afkomstig zijn van een online bron die niet meer beschikbaar is, of kan zijn samengesteld door externe bronnen. De informatie kan sinds de oorspronkelijke publicatie zijn veranderd. We raden aan om kritisch te zijn bij het beoordelen van de waarde en actualiteit ervan.
Categorie: Natuurkunde > Techniek
Datum & Land: 09/05/2017, NL
Woorden: 668


absorptie licht
licht dat op een materiaal of voorwerp valt, kan worden gereflecteerd of geabsobeerd. Absorptie betekent dat de energie van de straling wordt omgezet in warmte in het materiaal. Geabsorbeerd licht wordt dus niet gereflecteerd. Zwart absorbeert alle kleuren licht.

accu
apparaat waarin chemische energie wordt omgezet in elektrische energie

accu
een spanningsbron, waarbij chemische energie wordt omgezet in elektrische energie

accumulatie van gifstoffen
ophoping van gifstoffen in voedselketens; hoe hoger in de de top van een voedselpiramide, hoe meer gifstoffen.

ademhaling
opnemen van zuurstof en uitscheiden van koolstofdioxide (koolzuurgas ), inademen en uitademen, met behulp van longen, kieuwen of tracheeën. Vorm van gaswisseling.

adaptatie
erfelijke eigenschap van een soort of populatie, waardoor de bouw en/of het gedrag van een individu van die soort is aangepast aan de specifieke omgeving waarin het leeft. Door deze aanpassing heeft een organisme een grotere kans op overleven en nakomelingen. Adaptatie is een belangrijk concept binnen de evolutietheorie: een aaneenschakeling van aanpassingen die worden doorgegeven aan de nakomelingen zorgt ervoor dat een populatie - en uiteindelijk een soort - steeds beter aangepast raakt aan zijn leefomgeving.

ademhalingsstelsel
orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor het opnemen van zuurstof en het uitscheiden van koolstofdioxide. Ademhalingsorganen zijn o.a. luchtpijp en longen (met longblaasjes).

ader
bloedvat waardoor zuurstofarm bloed vanaf de organen naar het hart stroomt om afvalstoffen af te voeren. Een ader heeft een dunne wand en een lage bloeddruk. Uitzondering is de longader: die bevat zuurstofrijk bloed.

adolescentie
levensfase tussen puberteit en volwassenheid. Leeftijdsperiode van circa 18 tot 24 jaar

adrenaline
hormoon dat wordt aangemaakt in de bijnieren en een rol speelt bij vecht- en vluchtreacties. Glycogeen wordt versneld af gebroken waardoor er een glucose- boost ontstaat.

afstoting
voorwerpen met dezelfde elektrische lading (positief- positief en negatief-negatief) stoten elkaar af.

afvalstoffen
niet-bruikbare delen in het voedsel of stoffen die ontstaan in het lichaam bijvoorbeeld door verbranding (koolstofdioxide) en die het lichaam verlaten

afweersysteem
alle reacties die een organisme heeft op het binnendringen van ziekteverwekkers en lichaamsvreemde stoffen

akker
voorbeeld van biotoop; open land waar voedingsgewassen groeien

alvleeskliersappen
verteringssap, aangemaakt in de alvleesklier

alvleesklier
orgaan dat alvleessap maakt voor de spijsvertering; maakt ook hormonen aan (insuline en glucagon), die de hoeveelheid glucose in het bloed regelen.

allergie
overgevoeligheid voor bepaalde stoffen; overdreven reactie van het afweersysteem op onschuldige stoffen (bijvoorbeeld stuifmeelkorrels) of organismen (bijvoorbeeld stofmijt)

allel
een van de verschillende varianten van een bepaald gen. Bijvoorbeeld: een allel voor bruine ogen ligt op het ene chromosoom van een chromosoompaar en een allel voor blauwe ogen ligt op het andere chromosoom.

alarmsysteem
feedbacksysteem dat een alarm (geluid, licht) geeft bij bijvoorbeeld een inbraak of brand. De sensor reageert bijvoorbeeld op beweging, warmte of rook.

alvleeskliersappen
verteringssap, aangemaakt in de alvleesklier

amfibie
gewerveld dier, koudbloedig, met een dunne slijmerige huid, legt eieren zonder schaal in het water, haalt als jong adem met kieuwen en huid, haalt als volwassen dier adem met huid en longen

Ampèremeter
apparaat om de stroomsterkte te meten dat in serie geschakeld moet worden in een stroomkring

anus
uitmonding van de endeldarm waardoor ontlasting het lichaam verlaat.

antbiotica
stoffen die bacteriën remmen of doden

antagonisten
spieren waarvan de werking tegenovergesteld is, bijvoorbeeld biceps (armbuigspier) en triceps (armstrekspier).

antagonisme
tegenovergestelde werking; vaak bij spieren; Bijvoorbeeld biceps (armbuigspier) en triceps (armstrekspier)

anorganische stoffen
stoffen die geen koolstof- (C) atomen bevatten, bijvoorbeeld zouten en water.

antbiotica
stoffen die bacteriën remmen of doden

assimilatie
opbouw van organische stoffen uit eenvoudigere organische stoffen (door alle organismen) en/of uit anorganische stoffen zoals kooldioxide en water (door planten). Hiervoor is energie nodig.

baarmoeder
deel van de vrouwelijke geslachtsorganen; het embryo nestelt zich hierin en ontwikkelt zich tot foetus. De baby of het jong blijft hier tot de geboorte.

baarmoederslijmvlies
laag slijmvlies aan de binnenkant van baarmoeder dat in de loop van de menstruatiecyclus dikker wordt en tijdens de menstruatie wordt afgestoten

bacterie
eencellige organismen zonder kern. Bacteriën hebben vaak nuttige eigenschappen voor mensen (10% van het lichaamsgewicht bestaat uit bacteriën): ze ruimen dode organismen op, maken voedingsmiddelen en helpen bij de spijsvertering. Ze kunnen ook schadelijke eigenschappen hebben, zoals ziekten veroorzaken en voedselbederf.

bacteriële spijsvertering
omzetten van voedingsstoffen in kleinere delen door bacteriën in de darmen

ballaststoffen
onverteerbare resten van plantaardig voedsel; deze voedingsvezels zijn belangrijk voor een effectieve darmperistaltiek en verlaten je lichaam met de ontlasting.

balts
gedrag dat vooraf gaat aan de voortplanting (paring): verleiden of versieren van een partner

banen
bewegingen die manen, planeten, maar ook satellieten rond een ander hemellichaam uitvoeren

barometer
meetinstrument dat gebruikt wordt om de luchtdruk te meten

bastvaten
transportkanalen in de stengel; vervoeren geproduceerde suikers van de bladeren richting de wortels. In het vroege voorjaar (wanneer de plant nog geen bladeren heeft) worden suikers vervoerd van de wortels naar de bladeren voor snelle groei.

batterij
soort accu; voorwerp waarin chemische energie wordt omgezet in elektrische energie

batterij
een spanningsbron, waarbij chemische energie wordt omgezet in elektrische energie

bedektzadigen
zaadplanten waarbij de zaden zich bedekt in een vrucht ontwikkelen, bijvoorbeeld appelbomen (de appel is een vrucht).

beeld(afstand)
afstand tussen het beeld en de lens, aangegeven met b in meters (of cm)

beenmerg
weefsel in de beenderen van gewervelde dieren, o.a. in ruggenwervel en borstbeen. Speelt een rol bij het vormen van botweefsel en bloed.

beschermende stoffen
voedingsstoffen met als functie: weerstand tegen ziektes vergroten. Bijvoorbeeld: mineralen en vitaminen

bestuiving
overbrengen van stuifmeel van een mannelijk voortplantingsorgaan (meeldraad) naar een vrouwelijk voortplantingsorgaan (stempel, onderdeel van de stamper).

bevruchting
versmelten van mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen. Bij plant: stuifmeelkorrel met eicel. Bij mens (en dier): zaadcel/spermacel met eicel

beweeglijke verbindingen
verbindingstechniek waarbij twee onderdelen zo worden verbonden, dat beweging mogelijk is. Bijvoorbeeld: scharnier.

beweging
een voorwerp beweegt als de snelheid (v) > 0

beweging
(van de aarde) de aarde beweegt in iets meer dan 365 dagen om de zon. Vanaf de Noordpool gezien tegen de wijzers van de klok in. Deze beweging veroorzaakt in combinatie met de gekantelde stand van de aarde de seizoenen. Daarnaast draait de aarde in circa 24 uur, ook tegen de klok in, om haar eigen as, wat zorgt voor het optreden van dag en nacht.

beweging
(van de maan) de maan beweegt in circa 28 dagen om de aarde. Als gevolg van deze beweging én de weerkaatsing van zonlicht zien wij de schijngestalten van de maan.

bewegingsenergie
ook wel kinetische energie genoemd; energie van bewegende voorwerpen. Deze energie is afhankelijk van de massa en de snelheid

bezinken en afschenken
scheidingstechniek voor een suspensie. De vaste stof zakt naar de bodem (bezinkt), de vloeistof erboven kan er dan afgeschonken worden.

beweging
een voorwerp beweegt als de snelheid (v) > 0

bij
(koningin, dar, werkster) insecten die veelal in volken leven (sociale bijen). Een volk bevat één koningin, die alle eitjes legt, werksters (vrouwtjes), die de larven voeden en verzorgen, en darren (mannetjes), die de eieren van de koningin bevruchten. Honingbijen eten stuifmeel en nectar en maken honing.

bijballen
deel van de mannelijke geslachtsorganen dat achter de teelbal in de balzak ligt. Hier worden zaadcellen opgeslagen.

bijnieren
hormoonklier bij de nieren. Maakt o.a. het hormoon adrenaline dat een rol speelt bij vecht- en vluchtreacties.

bijwerkingen
ongewenste of onbedoelde effecten van geneesmiddelen

biodiversiteit
ook wel verscheidenheid genoemd; soortenrijkdom binnen een ecosysteem

biomassa
biologisch afbreekbare materialen en resten (afvalstoffen van landbouw en GFT-afval) die dienst kunnen doen als brandstof. Kan gezien worden als vorm van duurzame energie. In biologie: totale massa van organismen in een ecosysteem (plantaardig en dierlijk).

biotoop
door abiotische factoren bepaald gebied(je) binnen een ecosysteem waar organismen kunnen leven. Bijvoorbeeld: droge en warme heidegebieden vormen een biotoop voor de adder.

blaas
ook wel urineblaas genoemd; orgaan waarin de urine uit de nieren wordt opgeslagen tot het moment van urineren (plassen).

blad
deel van een plant met als belangrijkste functies fotosynthese en verdamping.

bladgroen
groene kleurstof in bladgroenkorrels (in planten), hebben functie bij fotosynthese

bladgroenkorrel
groene korrels waarin fotosynthese plaatsvindt; ze bevinden zich in het celplasma van planten.

bladval
afvallen van bladeren in het ongunstige seizoen (herfst/winter of droge periode) bij o.a. de meeste loofbomen en de lariks. Aanpassing (adaptatie) om een boom of struik te beschermen tegen uitdroging, door verdamping tegen te gaan.

bliksem
zware elektrische ontlading in de lucht die samengaat met een donderslag. De ontlading kan optreden als gevolg van een groot spanningsverschil in een onweersbui.

blinde darm
stukje van de dikke darm zonder functie; bevat wormvormig aanhangsel, dat kan gaan ontsteken (dit heet een blinde darmontsteking).

blinde vlek
plaats van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat en waar geen kegeltjes of staafjes voorkomen.

bloed
lichaamsvocht dat zuurstof en opgeloste stofwisselingsproducten naar de weefsels aanvoert, en koolstofdioxide en afvalproducten afvoert. Ook transporteert bloed hormonen en warmte, zorgt het voor verdediging tegen indringers en voor bloedstolling bij verwondingen.

bloedsomloop
het stromen van bloed door aders, slagaders en haarvaten door het lichaam heen

bloedvatenstelsel
orgaanstelsel bestaande uit alle aders, slagaders en haarvaten.

bloem
deel van de plant (orgaan) dat dient voor de geslachtelijke voortplanting van de plant.

bogen
overspanningen in een gebogen vorm, die zorgen voor een constructie tussen twee steunpunten. Een boogvorm is een stevige constructie doordat deze alleen drukkrachten hoeft te weerstaan en geen trekkrachten. Bijvoorbeeld in : boogbruggen

bolle lens
een lens die in het midden dikker is dan aan de randen (positieve lens) die de lichtstralen in een lichtbundel naar één (gemeenschappelijk) punt laat bewegen (= convergerende werking)

bollen
vorm van ongeslachtelijke voortplanting bij planten. Bijvoorbeeld: ui.

bos
voorbeeld van biotoop; met bomen en vaak een ondergroei van struiken en kruidachtige planten

bouwstoffen
voedingsstoffen met als functie: opbouw, herstel en groei van organismen. Bijvoorbeeld: eiwitten, vetten en water.

brandbaarheid
stof- of materiaaleigenschap; de mate waarin de stof brandbaar is

brandpunt(safstand)
afstand tussen het optische midden en het brandpunt van de lens

brandstoffen
voedingsstoffen met als functie: leveren van energie door verbranding. Bijvoorbeeld: koolhydraten en vetten en in mindere mate eiwitten.

brandstoffen
stoffen waarbij bij verbrandingsenergie (= chemische energie) vrijkomt.

brede basis
brede onderkant in constructies (smaller naar boven toe). Bijvoorbeeld: in piramides

breking
Als lichtstralen vanuit een medium (bijvoorbeeld lucht) naar een ander medium (bijvoorbeeld water of plexiglas) gaan, worden de lichtstralen gebroken. Breking wordt veroorzaakt door het verschil in snelheid van licht in beide media en de kleur van het licht. De lichtstralen gaan onder een andere hoek verder. De mate van breking geef je aan met de brekingsindex.

broeden
door warmte uit laten komen van eieren (bij vogels); moeder en/of vader broeden de eieren uit.

broedzorg
verschijnsel dat één of beide ouders een kortere of langere tijd voor hun nageslacht zorgen (eieren en jongen).

bronchiën
de twee hoofdvertakkingen van de luchtpijp, met kraakbeenringen

buideldier
zoogdieren (meestal) zonder placenta, vrouwtjes bezitten vaak een buidel waarin het jong wordt gezoogd en zich verder ontwikkelt. Voorbeelden: kangoeroe en koala.

buis van Eustachius
buis die het binnenoor verbindt met de keelholte. Door slikken of geeuwen kun je je oren 'klaren': lucht wordt dan aan- of afgevoerd en daarbij wordt de luchtdruk aan beide kanten van het trommelvlies gelijk.

carnivoor
vleeseter of vleesetend; benaming voor organisme dat alleen dierlijk voedsel eet (niet per se vlees). Bijvoorbeeld: kat, wolf, mol, egel, haai, spin. Ook vleesetende planten worden carnivoor genoemd.

carnivoren
vleeseters; eten alleen dierlijk voedsel (o.a. vlees, vis en insecten). Bijvoorbeeld: kat, wolf, mol, egel, haai, spin.

celkern
het deel van een cel dat erfelijke informatie (chromosomen) bevat.

cellulaire afweer
tweede afweer: witte bloedlichaampjes (witte bloedcellen) kunnen ziekteverwekkers insluiten en uitschakelen.

celdeling
(mitose) gewone celdeling: één moedercel deelt zich in tweeën. Hierbij ontstaan twee dochtercellen, die genetisch hetzelfde zijn als de moedercel, met hetzelfde aantal chromosomen. Dit type deling zorgt o.a. voor groei van een organisme en voor herstel van weefsel. Ook bij ongeslachtelijke voortplanting door deling is sprake van mitose en gewone celdeling. Mitose is het proces van (gewone) kerndeling die aan de celdeling vooraf gaat.

cel
kleinste organisatie-eenheid (bouwsteen) van een organisme

celplasma
vloeistof waarin alle celonderdelen liggen.

celwand
stevige structuur rondom een cel; bestaat uit cellulose. Komt voor bij bacteriën, schimmels en planten.

centrifugeren
scheidingstechniek voor een suspensie. Een mengsel wordt hard rondgedraaid, zodat de vaste stof naar de bodem wordt 'geslingerd'. Bijvoorbeeld: het scheiden van bloed in bloedplasma en bloedcellen

chromosoomparen
chromosomen komen in tweetallen (in paren) voor in celkernen van lichaamscellen. Per paar is één chromosoom afkomstig van de ene ouder en één chromosoom van de andere ouder.

chromosoom
het deel van een celkern dat genen bevat. Chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten.

chemische spijsvertering
omzetten van voedingsstoffen in kleinere delen door verteringssappen met enzymen (bijvoorbeeld maagsap) en zonder enzymen (gal).