buitensluiten werkw. Uitspraak: [ 'bœytə(n)slœytə(n) ] Afbreekpatroon: bui·ten·slui·ten Vervoegingen: sloot buiten (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft buitengesloten (volt.deelw.) 1) door af te sluiten verhinderen binnen te komen Voorbeeld: 'Ik wist niet dat jullie nog in de tuin waren en heb jullie per ongeluk buitengesl... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/buitensluiten