[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (calotine), schimpdicht, dat de gebreken der grote wereld geeselde (ten tijde van Lodewijk IV); van
calotte = een glad, zwart nauwsluitend mutsje, vooral zulk een, dat de tonsuur des geestelijken bedekt. Ten tijde van Lod. XIV had men in Frankrijk een vereniging van calottendrag...
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/beer004woor01_01/beer004woor01_01_0007.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.