camoufleren werkw. Uitspraak: [ kamuˈflerə(n) ] Afbreekpatroon: ca·mou·fle·ren Vervoegingen: camoufleerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gecamoufleerd (volt.deelw.) onopvallend maken Voorbeelden: 'Soldaten camoufleren hun aanwezigheid door kleding met de kleuren van de omgeving.' , 'bij de politiecontrole proberen te camoufler...
1) Aan het oog onttrekken 2) Maskeren 3) Onopvallend maken 4) Onzichtbaar maken 5) Verbergen 6) Verdoezelen 7) Verhullen 8) Vermommen 9) Wegmoffelen 10) Wegstoppen 1) Maskeren 2) Verbergen 3) Verbloemen 4) Verhelen 5) Verhullen 6) Versluieren 7) Verstoppen 8) Wegmoffelen 
onopvallend maken; wegmoffelen (toon de herkomst via de etymologiebank)
•een voorwerp onopvallend maken. •een handeling verbergen.
onopvallend maken
onopvallend maken
Het onherkenbaar maken van mensen of dingen, op een zodanige manier dat ze worden opgenomen in de omgeving.