cancelen werkw. Uitspraak: [ 'kɛnsələ(n) ] Afbreekpatroon: can·ce·len Vervoegingen: cancelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gecanceld (volt.deelw.) (iets wat gepland was) niet laten doorgaan Voorbeelden: 'Ik had een vliegticket geboekt, maar dat moet ik cancelen omdat de reis niet doorgaat.' , 'Het optreden is wegens gebrek a... Gevonden op https://woorden.org/woord/cancelen