centraliseren werkw. Uitspraak: [ sɛntrali'zerə(n) ] Afbreekpatroon: cen·tra·li·se·ren Vervoegingen: centraliseerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gecentraliseerd (volt.deelw.) in één punt samenbrengen Voorbeelden: 'het stadsbestuur centraliseren' , 'De koningen wilden de macht centraliseren, de provincies in de Lage Landen...
1) Bijeenbrengen 1) Concentreren 2) In één punt samenbrengen 3) Samentrekken 
in ??n punt samenbrengen (toon de herkomst via de etymologiebank)
op één punt samenbrengen vb: het bestuur van de stad is gecentraliseerd Tegenstelling: decentraliseren
in één punt samenbrengen
Het overhevelen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van een lager hiërarchisch niveau naar een hoger.
Alle (beleids)beslissingen op één plaats samenbrengen.
politiek: bevoegdheden en macht worden zoveel mogelijk naar 뫮 punt getrokken. Bijv. de Franse politiek wordt van oudsher ...