de charlatan zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ʃɑrla'tɑn ] Afbreekpatroon: char·la·tan Verbuigingen: charlatans (meerv.) iemand die anderen misleidt door te doen alsof hij iets kan Voorbeelden: 'Er zijn nogal wat charlatans die met nepgeneesmiddelen en neptherapieën misbruik maken van zieke mensen.' , 'De wetenschapper bleek een charlat...
1) Afzetter 2) Bedrieger 3) Beunhaas 4) Bluffer 5) Fraudeur 6) Grootdoener 7) Kwakzalver 8) Marktschreeuwer 9) Oplichter 10) Pocher 11) Praalhans 12) Sjoemelaar 13) Snoever 14) Windbuil 15) Wonderdokter 16) Zwendelaar 1) Bedrieger 2) Beunhaas 3) Crimineel 4) Dilettant 5) Knoeier 6) Kwakzalver 7) Marktschreeuwer 8) Oplichter 9) Opschepper 10) Praalhans 11) Windbuil 12) Wonderdoener 13) Wonderdokter 14) Zwendelaar 15) Zwervende kwakzalver 
Let op: Spelling van 1858 Fr., een kwakzalver; ook een praalhans, snoeshaan, snorker.
kwakzalver, oplichter (toon de herkomst via de etymologiebank)
iemand die kennis, deskundigheid of vaardigheden in een beroep voorwendt om daarmee aan de kost te komen
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Italiaans) ciarlatano = een praatjesmaker; breedsprakerig publiek verkoper van velerlei waren, meest geheimmiddelen, een kwakzalver.
kwakzalver