de commensaal zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ kɔmɛn'sal ] Afbreekpatroon: com·men·saal Verbuigingen: commensalen, commensaals (meerv.) 1) organisme dat voordeel heeft doordat het met of op een ander organisme leeft, terwijl dit ander organisme daar geen voor- of nadeel van heeft biologie Voorbeeld: 'Er leven veel bact...
1) Bezoeker 2) Kostganger 3) Parasiet 1) Dier 2) Inwonende 3) Kamerbewoner 4) Kostganger 5) Kostganger (Latijn) 
Let op: Spelling van 1858 commensalis, Lat., een dischgenoot
parasitisch gedierte (toon de herkomst via de etymologiebank)
1) kostganger; tafelgenoot 2) micro-organisme dat op of in een ander organisme leeft zonder dit te schaden 3) in symbiose levend; symbiotisch
• [medisch] onschadelijke gastkiem (bacterie) bijv. in de darm.
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Latijn) letterlijk hij, die mede aan tafel (mensa) eet; kostganger.
parasitisch gedierte
organisme dat in of op een gastheer leeft, zonder deze te schaden. Deze behoort bij het gezonde lichaam
Engels:Commensal onschadelijke gastkiem (bacterie) bijv. In de darm
onschadelijke gastkiem
Een organisme dat met een ander organisme samenleeft, zonder dit te schaden (vgl. parasiet, parasitair, symbiose)..
in en op het lichaam verblijvend micro-organisme dat onder normale omstandigheden niet ziek maakt