comprimeren werkw. Uitspraak: [ kɔmpri'merə(n) ] Afbreekpatroon: com·pri·me·ren Vervoegingen: comprimeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gecomprimeerd (volt.deelw.) het volume verkleinen Voorbeelden: 'een gas comprimeren' , 'databestanden in een computer comprimeren' Synoniemen: samendrukken samenpersen 
1) Compact maken 2) Zippen 3) Inwalsen 4) In toom houden 5) Samendrukken 6) Samenpersen 
geluid in de tijd samendrukken
samenpersen
samenpersen, compact maken; tegenovergestelde van decomprimeren
Het kleiner maken van een bestand, al dan niet met gegevensverlies Synonym met: Compressie Zie ook: Decomprimeren
Samenpersen
samenpersen (toon de herkomst via de etymologiebank)
Onder het begrip comprimeren verstaan we in de bancaire wereld het optellen van een groot aantal uitgevoerde en/of verwerkte betalingsopdrachten en het totaal op het dagafschrift weergeven.
er een kleiner geheel van maken vb: de lucht wordt in de cilinder gecomprimeerd Synoniem: samendrukken Tegenstelling: uitzetten
• [ov] samenpersen, compact maken.