de conculega zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ koŋkyˈlexa ] Afbreekpatroon: con·cu·le·ga Verbuigingen: conculega's (meerv.) ondernemer die dezelfde producten of diensten aanbiedt (samentrekking van 'concurrent' en 'collega') Voorbeeld: 'de prijzen bij de conculega's goed in de gaten houden' 
1) Iemand met hetzelfde werkveld 
persoon of onderneming die in dezelfde markt opereert
Bedrijf of persoon dat opereert in de dezelfde markt
persoon of onderneming die in dezelfde markt opereert (toon de herkomst via de etymologiebank)
'Conculega' is een porte-manteauwoord van 'concurrent' en 'collega'. Deze term wordt regelmatig gebruikt indien er sprake is van een collega die werkt bij een concurrent, of door concurrenten die elkaar niet direct zien als belagers.
•eufemisme voor een collega die als concurrent beschouwd wordt, of een medewerker van een concurrerend bedrijf. (+audio)