couperen werkw. Afbreekpatroon: cou·pe·ren Verbuigingen: coupeerde Vervoegingen: gecoupeerd (volt.deelw.) 1) versnijden 2) gedeelten wegknippen uit (een toneelstuk of film) 3) het (operatief) verwijderen van uitstekende lichaamsdelen bij een dier, zoals de staart of oren 4) voor het uitd...
1) Afknippen 2) Afkorten 3) Afnemen 4) Afsnijden 5) Amputeren 6) Bekorten 7) Blokstaarten 8) Castreren 9) Censureren van een film 10) Inkorten 11) Kaarten afnemen 12) Kaartterm 13) Knippen 14) Kortstaarten 15) Motsen 16) Overbluffen 17) Rakelings inhalen 18) Snijden 19) Verhinderen 20) Wisselen van kaartenstapel 1) Afknippen 2) Afsnijden 3) Amputeren 4) Castreren 5) Inkorten 6) Knippen 7) Kortstaarten 8) Motsen 9) Snoeien 10) Verhinderen 11) Voorkomen 
afsnijden; weglaten; afnemen van kaarten (toon de herkomst via de etymologiebank)
afsnijden (van delen van dieren), afnemen (van speelkaarten)
in de tekst knippen, iemand couperen: iemand zijn tekst niet laten uitspreken
afsnijden (van delen van dieren), afnemen (van kaarten)
Het verkleinen van oorschelpen en het inkorten van de staart.
In de tekst knippen, iemand zijn tekst niet laten uitspreken. Kan in twee gevallen. Een medespeler expres zijn tekst niet laten uitspreken (staat in de regie aanwijzing) of per ongeluk iemand niet laten uitspreken zodat er een stuk aan informatie verloren gaat.
het chirurgisch verkleinen van de oorschelpen en het inkorten van de staart
Verwijderen van een deel van de oren en-of staart (meestal van honden) om schoonheidsredenen..
Afbreken, stoppen.