draineren werkw. Uitspraak: [ drɛ'nerə(n) ] Afbreekpatroon: drai·ne·ren Vervoegingen: draineerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedraineerd (volt.deelw.) 1) (grond) van overtollig vocht ontdoen door middel van draineerbuizen Voorbeeld: 'akkerbouwgrond draineren' 2) vocht verwijderen uit een lichaamsholte of...
1) Uitputten 2) Ontlasten van overtollig water 3) Afwateren 4) Dehydreren 5) Het droogmaken van land 6) Droogleggen 7) Ontwateren 
Def.: af- of toestromen van poriewater mogelijk maken.
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] landen droogleggen door potten (stenen buizen) even onder den bodem.
ontwateren
Ondergronds afvoeren van (overtollig) water naar sloten.
afwateren van een gebied met behulp van buizen in de grond
Het kunstmatig verlagen van het grondwater peil
afwateren (toon de herkomst via de etymologiebank)