de hoeveelheid zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ huˈvelhɛit ] Afbreekpatroon: hoe·veel·heid Verbuigingen: hoeveelheden (meerv.) <woord waarmee je de niet-precies bekende omvang of het aantal van iets aanduidt> Voorbeelden: 'Een grote hoeveelheid mensen woonde de vergadering bij.' , 'Er is nog een kleine hoeveelheid groente over.' ,...
1) Aandeel 2) Aantal 3) Achttal 4) Anker 5) Baal 6) Beetje 7) Boel 8) Buslading 9) Deel 10) Dertigtal 11) Docis 12) Dosering 13) Dosis 14) Dozijn 15) Drietal 16) Drom 17) Een derde 18) Eetlepel 19) Elftal 20) Frutje 21) Gehalte 22) Getal 23) Gram 24) Grootheid 25) Gros 26) Handvol 27) Armvol 28) Heleboel 1) Aantal 2) Aantal of mate 3) Baal 4) Bedrag 5) Beetje 6) Berg 7) Dosering 8) Dosis 9) Eenheid 10) Frutje 11) Getal 12) Grootheid 13) Inhoud 14) Kwantiteit 15) Kwantum 16) Maat 17) Mate 18) Maat of omvang 19) Massa 20) Mate van iets 21) Menigte 22) Omvang 23) Oplage 24) Partij 25) Portie 26) Quotum 
aantal (toon de herkomst via de etymologiebank)
hoeveel het er zijn, een getal vb: welke hoeveelheid meel gebruik je in dat recept Synoniem: kwantiteit
•de kwantiteit waarin iets aanwezig is.
aantal
aantal