decimeren werkw. Uitspraak: [ desi'merə(n) ] Afbreekpatroon: de·ci·me·ren Vervoegingen: decimeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedecimeerd (volt.deelw.) sterk verminderen Voorbeelden: 'Overbevissing heeft de oesterbanken gedecimeerd.' , 'De winst is door de economische crisis gedecimeerd.' Synoniem: uitdunnen Synoniemen: dun...
1) Decimatie 2) Dunnen 3) Uitdunnen 4) Vermoorden 5) Wegrukken 1) Dunnen 2) Ombrengen 3) Uitdunnen 4) Verminderen 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Decimeren``] Den tienden man van eene troepenafdeeling, die zich in haar geheel aan muiterij of eene andere militaire misdaad heeft schuldig gemaakt, doodschieten of eene andere straf doen ondergaan, ten einde het geheele korps niet te verliezen. Daartoe kan men dat korps in onderdeelen van 10 man afdee...
in groten getale doden of wegrukken (toon de herkomst via de etymologiebank)
ter dood brengen, uitdunnen