diagnosticeren werkw. Uitspraak: [ dijaxnɔsti'serə(n) ] Afbreekpatroon: di·ag·nos·ti·ce·ren Vervoegingen: diagnosticeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gediagnosticeerd (volt.deelw.) een diagnose stellen (van ziekten of andere problemen) Voorbeelden: 'methode om kreupelheid bij paarden te diagnosticeren' , 'gespecialiseerd ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/diagnosticeren