1.ineenvloeiïng, vaagheid, vervaging (WNT) Voorbeeld: ‘En uit de duisternis klaarde de dag en veegde de doezeling overal uit de hoeken’ 2.Lichte slaap, dommel, dut Voorbeeld: ‘Dat leed vrijlang eer Wies aan 't dromen ging: hij lag in doezeling en meende lichte stappen te horen naderen’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0007.php