doseren werkw. Uitspraak: [ doˈzerə(n) ] Afbreekpatroon: do·se·ren Vervoegingen: doseerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedoseerd (volt.deelw.) (iets) in goede hoeveelheden of in kleine porties tegelijk aanbieden Voorbeeld: 'leerstof doseren' Synoniemen: met mate nemen 
1) Verdelen 2) In passende hoeveelheden verstrekken 3) In porties verdelen 4) Het afpassen van een hoeveelheid 5) Bepalen 6) Hoeveelheid bepalen 7) Afpassen 8) Afwegen 9) De dosis bepalen 10) Een dosis bepalen 11) Dosis bepalen 12) Een hoeveelheid bepalen 
een dosis bepalen
In hoeveelheden verdelen en toedienen. Bijvoorbeeld een (kleine) hoeveelheid voedsel aan de planten geven. guy.dekindernospam@bigfoot.com 
bepalen van de juiste hoeveelheid
een dosis bepalen (toon de herkomst via de etymologiebank)
een hoeveelheid afmeten en geven vb: de apotheker doseerde het drankje
•een dosis bepalen. •in doses verdelen.