douchen werkw. Uitspraak: [ 'duʃə(n) ] Afbreekpatroon: dou·chen Vervoegingen: douchte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedoucht (volt.deelw.) je wassen onder de douche Voorbeeld: 'na het sporten douchen' Gevonden op https://woorden.org/woord/douchen